Neurobiologische
stoornissen

Autisme Spectrumstoornissen

Belang van multidisciplinaire aanpak

Tegenwoordig is er een wijziging in de RIZIV-nomenclatuur, wat betreft goedkeuring voor terugbetaling van logopedie bij de meeste stoornissen en gaat men er van uit dat er geen oorzakelijk verband is tussen de te behandelende stoornis en autisme spectrum stoornissen of kortweg autisme (ASS).

In geval van taalontwikkelingsstoornissen, leerstoornissen of dysfasie, ligt het vertrouwen bij de voorschrijver (arts, psychiater) en/of de logopedist die na grondige observaties en diagnostiek tot een conclusie kan komen welke behandeling het beste is voor de cliënt. Als lid van de VVL lees ik het volgende op de VVL-website: “Soms is doorverwijzing naar een multidisciplinair centrum voor de patiënt de beste oplossing. Als de patiënt een ernstige autistische stoornis heeft, zal de [logopedische] behandeling waarschijnlijk zeer moeilijk of zelfs onsuccesvol zijn.” 

 

Ik werk sinds september 2022 in het CAR te Genk en ik ben ervan overtuigd dat een multidisciplinaire aanpak (ergo, logo, kiné en pedagoog/psycholoog, groepstherapie) een enorme meerwaarde kan bieden aan kinderen en jongeren met autisme. Indien dit het geval is,  adviseer ik zeker een doorverwijzing naar een multidisciplinaire aanpak. 

 

Sommige kinderen en/of jongeren kunnen echter wel, samen met de ouders en andere familieleden zelfstandig aan de slag met de aangeboden logopedische therapie. De ouders en zorgcoördinator en leerkracht van de school zijn dan mijn co-therapeuten. 

 

Ik heb me gespecialiseerd in de behandeling van jonge kinderen en tieners met een taalontwikkelingsstoornissen, leerstoornissen en stotterproblematiek.

 

In mijn privépraktijk werk ik multidisciplinair als logopedist, ergotherapeut en zorgverbredend, dankzij mijn bacheloropleidingen. Door mijn specialisatie Banaba Autisme een methodische benadering kan ik mijn aanpak vlot aanpassen voor kinderen en jongeren met ASS.

Uit onderzoek is gebleken dat voorspelbaarheid, het aanbieden van structuur, het aanbieden van een aangepaste therapie (Impact-training bij taalstoornissen bij peuters en kleuters, het uittekenen van complexere situaties) of een ruimere aanpak bij stotteren verhelderend werkt bij kinderen en jongeren met ASS.

 

Autisme en stotterproblematiek

 

Zo zal bij de ene persoon de techniek van het veranderen van de gespannen stotters in lossere en vloeiendere stotters, het vertragen van de stotters (Stuttering modification) helpen, terwijl bij een andere persoon, het ademstroomtechniek, het trager en meer verbonden spreken (Fluency shaping) helpen en/of het motorische trainen van een meer vloeiendere ontspannen spraak helpen. Daarnaast houden we altijd rekening met de gedachten (“Ik stotter op de /k/-klank” versus “Zijn mijn kaak- en tongspieren, is mijn ademhaling misschien te gespannen?”, de uitlokkende factoren (stress-factoren), de emoties die gepaard gaan met de stotters en het succeseffect dat het stotteren in stand houdt.

 

Twijfel je op je kind autisme heeft? neem dan contact op met je huisarts, de kinderpsychiater of boek hier een intakegesprek zodat we je op weg kunnen helpen in je zoektocht naar de juiste hulpverlening.

 

Wil je meer weten over autisme, klik dan verder naar de website van de Nederlandse Vereniging voor Autisme

AD(H)D

” Ik hoor niet altijd wat de juf zegt.

Het is alsof het altijd druk in mijn hoofd is, met veel gedachten en ideeën, die alle kanten op vliegen.

Hierdoor kan ik moeilijk mijn aandacht bij de les houden.”


AD(H)D is een Attention  Dificit Hyperactivity  Disorder, waarbij het kind vaker afgeleid is en al dan niet meer beweegt. Ze kunnen naast gedragsproblemen (hyperactiviteit) ook problemen hebben met het nadenken en/of problemen hebben met gevoelens en emoties.

 

Vanaf het eerst leerjaar kan het zijn dat je kind niet meer goed mee kan in de klas.

 

    • Het ene kind heeft altijd gezien wat de anderen kinderen doen en zijn eerder druk (ADHD). De meester of juf wordt vaak boos, omdat je kind niet altijd op de plek blijft zitten. Andere kinderen spelen vaker wat wilder. Zij hebben moeite om zich te concentreren tijdens de les en ervaren  hyperactiviteit.
    • Daarnaast hebben we ook de ADD-vorm. Dit kind zit wel stil en rustig in de klas, maar het droomt weg (aandachtstekort) en kan zich moeilijk concentreren. Die laatste groep van kinderen (ADD) valt het minste op. De leerkracht heeft het niet door dat het kind niet mee is met de leerstof en de juiste diagnostiek wordt dat veel later bepaald. Ondertussen loopt dit kind achter op de leerstof. Zulke kinderen zullen je ook niet veel vertellen over wat ze op school geleerd hebben.
    • Sommige kinderen hebben de gemengde vorm: ADD en ADHD.

Deze kinderen met AD(H)D leren soms minder snel, omdat ze snel zijn afgeleid. Het is gedrag dat bij AD(H)D hoort. Daar kan je kind niets aan doen, maar het maakt veel dingen best moeilijk.


Als logopedist en ergotherapeut helpen wij je kind/tiener met een meer planmatigere aanpak en zelfsturing. Soms is medicamenteuze behandeling aangewezen. Daarom werken wij nauw samen met je jou, de arts en kinderpsychiater van je kind.


Wil je meer weten over AD(H)D: klik naan verder naar de website van Hersenstichting Nederland

DCD

Wat is ontwikkelingsdyspraxie of DCD?

Kinderen en leerlingen met ontwikkelingsdyspraxie (DCD)  hebben opvallende en blijvende moeilijkheden met de fijne en grove motoriek.  Het schrijven verloopt moeizaam en hun schrift is  moeilijk leesbaar. Deze jongeren bewegen zich eerder onhandig (balspelen, turnen, reactievermogen, evenwicht),  ze knoeien met eten en ze zijn langzamer bij vele dagelijkse activiteiten zoals bij het aankleden.  Moeite met turnen en balspelen.

 

Hoe herken je DCD?

  • Motorische mijlpalen zoals omrollen, zitten, kruipen of lopen worden later bereikt.
  • Op jonge leeftijd kunnen ze eerder passief overkomen: ze experimenteren minder: ze kruipen minder de trap of een stoel op en af. Andere kinderen met een normale ontwikkeling, moeten hier vaak afgeremd worden en in de gaten gehouden worden zodat ze niet vallen. Voor kinderen met DCD zal je opeens ontdekken dat je “Geen hekje nodig hebt bij de trap”.
  • Andere kinderen met DCD weten niet goed hoe ze van een stoel of bank af moeten komen. Als je elk stapje uitlegt, dan lukt het hen wel.
  • Vanaf de kleuterklas valt het op dat deze kinderen veel motorische taken heel duidelijk aangeleerd moeten worden: boekentas openen, aan- of uitkleden van de jas, de rits open doen of sluiten, knippen, balspelen, de aangeleerde bewegingen in de turnles verlopen trager of minder gecoördineerd, het trekken van een lijn met een stift en een lat lukt minder vlot.
  • Sommige kinderen struikelen of morsen de hele tijd.
  • Kinderen met DCD hebben vaak ook een lagere spierspanning in de romp. Ze zitten hierdoor meer doorgezakt.

Twijfel je of je kind DCD heeft, dan kan je altijd een vrijblijvend intakegesprek boeken. Wij verwijzen je door naar de arts voor verder neurologisch onderzoek en zullen vervolgens (fijn)motorisch en logopedische testen afnemen om te komen tot een uitgebreidere diagnostiek.

DCD en mogelijke problemen die het kind ervaart

DCD en sterke kanten van het kind

Aandacht en concentratie

 

▢ Verhoogde afleidbaarheid

 

Oriëntatie in tijd en ruimte

 

▢ Moeilijk klok lezen
▢ Zwak gevoel voor tijd en ordening in tijd
▢ Weg vinden, begrippen links, rechts, voor, na, boven, onder zijn moeilijk

 

Visueel ruimtelijke vaardigheden 

 

 

▢ Moeite met constructies
▢ Zwak in ‘driedimensionaal’ voorstellen

 

Structuur

 

▢ Moeilijkheden om taken te plannen

▢ Agenda onvolledig ingevuld

 

Geheugen

Geheugen

▢ Problemen met onthouden van losse, op zichzelf staande gegevens
▢ Problemen met complexe opdrachten
▢ Afspraken en spullen vergeten

▢ Uitstekend lange termijngeheugen bij ervaringen

Spreken

Spreken

▢ Soms problemen met articulatie, lettervolgorde en spreekvloeiendheid 

▢ Vlot taalgebruik
▢ Goede woordenschat

Sociale vaardigheden

Sociale vaardigheden

▢ Soms onvolwassen gedrag en overdreven emoties
▢ Gedragsproblemen

▢ Groot doorzettingsvermogen
▢ Inlevingsvermogen

Diagnose en behandeling

Bij het diagnostisch onderzoek zijn steeds een arts en een kinesitherapeut betrokken, vaak ook nog een psycholoog/orthopedagoog. Bijvoorbeeld om na te gaan of er geen verstandelijke beperking is.

 

    • De arts gaat na of er andere mogelijke oorzaken zijn die aan de basis zouden kunnen liggen van de motorische problemen. Een neuroloog kan bijkomend een neurologisch onderzoek uitvoeren.
    • De kinesitherapeut voert een gestandaardiseerd motorisch onderzoek uit. Dit wil zeggen dat het resultaat kan verge­leken worden met leeftijdsgenoten. Er wordt ondertussen ook gekeken naar de kwaliteit van de motoriek (hoe je kind zit, staat en beweegt).
    • De ergotherapeut kan de fijne motoriek in kaart brengen.
    • De logopedist kan de taalontwikkeling in kaart brengen. De spraak verloopt ongecoördineerd. wij spreken dan van dysartrie.

Is het resultaat van het motorisch onderzoek beneden het gemiddelde, de kwaliteit van de motoriek niet goed en heeft het kind problemen tijdens dagelijkse activiteiten, dan kan de diagnose DCD worden gesteld. Dit kan niet voor de leeftijd van 2 jaar.

 

Wens je meer informatie over DCD, klik dan verder naar de website van UZA Antwerpen.