UITSPRAAK
ARTICULATIE

Fonetische articulatieproblemen

Spreken moet je leren. Kinderen mogen nog best kleine foutjes maken tot 5 jaar, maar ze moeten verstaanbaar zijn voor vreemden vanaf 3 jaar. Vanaf die leeftijd zouden het kind alle spraakklanken moeten kunnen uitspreken. 

Sommige kinderen hebben daar moeite mee en blijven langer dan normaal uitspraakfouten maken. Dit kan de verstaanbaarheid zodanig beïnvloeden dat het kind zich soms niet duidelijk kan maken. Het kind wordt bijvoorbeeld niet begrepen door ouders, opa en oma of door de leerkracht van de school.

 

Bij fonetische articulatieproblemen heeft het kind moeite met de goede plaatsing van de klank en plaatst deze steeds op dezelfde manier fout. Dit kan bijvoorbeeld de /r/ zijn, of het lispelen waarbij de tong tegen de tanden duwt of naar buiten steekt bij het uitspreken van bepaalde letters zoals de /t/ of /s/.

Fonologische articulatieproblemen

Bij fonologische articulatieproblemen kunnen de klanken wel gevormd worden, maar kunnen zij de klanken niet correct gebruiken bij het maken van woorden. Kinderen maken de klankstructuur eenvoudiger. Kinderen met een fonologische articulatiestoornissen blijven deze fonologsiche processen toepassen op de leeftijd waarop leeftijdsgenootjes dit niet meer doen.

Voorbeelden hiervan zijn bijvoorbeeld:

  • het weglaten van de eindmedeklinkers bijvoorbeeld /deu/ in plaats van /deur/.
  • Het vervangen/weglaten van medeklinkers bijvoorbeeld /kipi/ in plaats van /kiwi’s/, / noepje/ in plaats van /snoepje/.
  • Het verwisselen van klanken. Bijvoorbeeld  /schat/ wordt /jat/
  • Het kind spreek onverstaanbaar.

Motorische articulatieproblemen

Bij motorische uitspraakproblemen zit er een probleem in de planning en programmering van het spreken. Uitspraakfouten worden vaak niet steeds op dezelfde manier gemaakt, maar zijn inconsequent. Ook kan tijdens het spreken bijvoorbeeld sprake zijn van een veel te grote beweging van de kaak, een zijwaartse beweging van de kaak of moeite met het ronden van de lippen.

Oro-fasciale en myofunctionele afwijkingen (OMA)

AFWIJKENDE MONDGEWOONTEN

 

Met afwijkende mondgewoonten worden gewoonten bedoeld die negatieve gevolgen hebben voor de gebitsstand, het spreken en het gehoor. Daarnaast kunnen afwijkende mondgewoonten het evenwicht tussen de mondspieren, lippen, kauwspieren, tong etc. onderling verstoren. Hierdoor kan de vorm van de kaken en de stand van de tanden en kiezen gaan afwijken.

De logopedisten van logopediepraktijk de Spreekkamer zijn gespecialiseerd in het geven van Oro-Myofunctionele Therapie.

 

WAT ZIJN AFWIJKENDE MONDGEWOONTEN?

  • Zuiggewoonten. Te vaak of te intensief op de duim- of vingerzuigen kan een hardnekkige gewoonte zijn geworden bij kinderen, ook bij oudere kinderen of volwassenen. Ook tong- en lipzuigen komt voor. Een te lang of te intensief zuigen op een speen valt ook onder afwijkende zuiggewoonten. Deze afwijkende mondgewoonten kunnen een afwijkende stand van de tanden en/of een smal en te hoog gehemelte veroorzaken.
  • Mondademen. De functie van de neus bestaat o.a. uit het bevochtigen, verwarmen en reinigen van de ingeademde lucht. Bij mondademen vervalt deze gunstige eigenschap. Het gevolg kan zijn vaak terugkerende infecties in de keel, van amandelen of zelfs middenoor- ontstekingen. Vaak zien we bij mondademen dat ten gevolge van het wegvallen van de druk van de lippen op de tanden, de voortanden naar voren gaan staan. Tevens komt een smal verhemelte voor en in meer of mindere mate kwijlen.
  • Bijtgewoonten, bijv. vinger-, nagel- of lipbijten; of klemmen, knarsen e.d. Dit kan schadelijk invloed hebben op het kaakgewricht waardoor spieren overbelast worden. Andere spiergroepen in de mond zullen daar ook nadelige gevolgen van kunnen ondervinden.
  • Afwijkend slikgedrag. Bij afwijkend slikgedrag duwt het kind de tong tussen of tegen de tanden. De afwijkende houding van de tong heeft grote gevolgen voor het vermalen van het voedsel, het vormen van een goede voedselbrok en het slikken. Tenslotte heeft het gevolgen voor de spraak. Een afwijkend slikpatroon heeft vrijwel altijd gevolgen voor de stand van de tanden en/of kiezen en de vorm van de kaak. We spreken dan van o.a. een  anterieure open beet of gesloten beet of een tongpers.

Neurogene articulatiestoornissen | Dysartrie / Verbale apraxie

Dysartrie wordt veroorzaakt door een verstoorde bezenuwing van de spraakspieren. Dysartrie is geen uniforme stoornis. De symptomen zijn verschillend van cliënt tot cliënt. Afhankelijk van de plaatst van het letsel in het zenuwstelsel, zal er een cluster van afwijkingen zichtbaar worden in het spreekgedrag. 

 

 

De oorzaken van dysartrie:

      • Cerebovasculair accident (CVA)
      • Biochemische stoornis: bij Parkinson wordt er te weinig dopamine geproduceerd, bij myasthenia gravis wordt er te weinig acetylcholine geproduceerd of te snel afgebroken in het lichaam.
      • Trauma: door een val, ee, klap of een wonde, waarbij het zenuwstelsel beschadigd is.
      • Neoplasma (tumor): die drukt op de hersenen;
      • Vergiftiging: overmatig alcoholgebruik of medicatie
      • Ontsteking: in de hersenen (encefalitis), in een zenuw (neuritis) of in een spier (myositis)
      • Virus: voorbeeld: Creutz-fedt-Jacob;
      • Progressieve degeneratie: Ziekte van huntington, Wilson, waarbij steeds meer delen van het zenuwstelsel worden aangetast;
      • Congenitale afwijking: een afwijking in het centraal zenuwstelsel van bij de geboorte.

Meest opvallende kenmerken en verder onderzoek

      • Een slappe spraak
      • Onnauwkeurig de medeklinkers uitspreken
      • Hypernasale spraak
      • Zwakke, hese stem of schorre stem
      • Spreken op dezelfde toonhoogte
      • Wisselend en verslechtering van de articulatie
      • Korter en snellere spreekgedeeltes
      • Klinkers die vervormen
      • De spraak wordt moeizaam

Maak je je zorgen om de uitspraak van je kind, neem dan contact op met de logopedist. Bij dysartrie is logopedie zeker aangewezen.

Eet en drinkproblemen bij jonge kinderen

De ontwikkeling van eten en drinken gedurende de eerste levensjaren is een complex proces waarin meerdere factoren ene rol spelen.

De groei van de anatomische structuren (mond, keelholte en longen) en de ontwikkeling van de vaardigheden beïnvloeden elkaar.

 

Bij eet- en drinkproblemen doorloopt de logopedist de volgende stappen:

    1.  Analyse van jullie hulpvraag
    2. Observatie van het eten en drinken (neem altijd iets mee dat je kind graag eet)
    3. Aanvullend diagnostisch onderzoek
      • Logopedisch onderzoek naar de structuren en functies van het mondgebied
      • Klisch slikonderzoek: sliklimiet en TTS (Timed Test of Swallowing capacity)
      • Cervicale auscultatie bij kleine kinderen
    4. Onderzoek door de NKO-arts:
        • FEES (Fiber Endoscopic Evaluation of Swalowing)
        • sEMG ( Oppervlakte -electromyografie)
        • Echografie van de orofaciale spieren of van de beweging tijdens het slikken
    5. Eventueel verdere medische onderzoeken door de arts-specialist:
        • Allergieonderzoek
        • Onderzoek naar gastro-oesofageale reflux (GOR)
        • Stofwisselingsonderzoek
        • Röntgenonderzoek maag-darmkanaal om gedeeltelijke maagafsluiting of malrotatie van de darmen uit te sluiten

WAT DOET DE LOGOPEDIST?

De logopedist onderzoekt de articulatie en stelt vervolgens de diagnose. Daarna verwijst de logopedist je terug naar de arts-specialist om een voorschrift tot behandeling te kunnen opstarten. De  logopedist stelt een behandelplan op.

Een behandeling met jonge kinderen is al heel goed mogelijk. Dit wordt meestal op een speelse manier gedaan. Naast de directe behandeling van de articulatieproblemen geven wij ook veel tips en adviezen aan ouders.